Opnieuw beginnen

Voorganger diaken Han Hartog
met medewerking van het Hagunnankoor

Openingslied: Je zou wel zo vrij willen zijn
Je zou wel zo vrij willen zijn als een vogel in de lucht,
en je vleugels spontaan vrij uit willen slaan, maar wij vliegen veel liever, spontaner en vlugger voor elkaar op de vlucht.

Refrein: Mens, waar is je hart gebleven,
Je bent versteend, je bent verhard,
Is dat leven, is dat leven.

Je zou wel zo rijk willen zijn als een bloem op het veld,
met je kleuren voldaan in ‘t licht willen staan, maar wij zitten fataal, vastgeroest, radicaal, aan het blinkende geld. Refrein.

Je zou wel jezelf willen zijn als een vis in de zee, zomaar zijn die je bent in dat oer-element, maar wij zwemmen veel flinker uit angst te verdrinken met de grote massa mee. Refrein.

Je zou wel zo goed willen zijn als die man van weleer, die zijn lichaam geheel voor ons heeft gedeeld, wij ontvluchten het kruis, voelen ons beter thuis in gemak’lijker eer. Refrein.

Woord van welkom

Openingsgebed

Eerste lezing
Het valt ons toch wel erg moeilijk opnieuw te beginnen, zonder vastigheid, zekerheid, zomaar gelovend op de goede afloop. Op pad met niets anders dan je eigen goede wil en die van anderen, als ‘kleingelovigen’, op pad met een oud verhaal. Het verhaal van Abraham. Het verhaal van Jezus en Petrus op het meer. Het verhaal van een leeg graf.

We zouden best willen dat we konden leven van afgeronde beelden ‘weten hoe het moet’, een blauwdruk, een schema, een planning. Maar we weten dat we er niks mee kunnen doen. Dat ze niets uithalen, als ze jou en mij niet in beweging zetten, van start doen gaan, weg, verrijzen, opgewekt……

Aan mooie woorden hebben we niets. We hebben er genoeg of zelfs te veel van. Leven daar gaat het ons om. Telkens sterven en verrijzen, daar haat het ons om. Al is het brokkelig en lijkt het nergens op. Als het maar leven is van levende mensen over de dood heen.

Tussenzang: Vier het leven
Soms zou ik iemand anders willen zijn, zonder verdriet en zonder pijn. Soms zou ik iemand anders willen zijn,
zonder verdriet en zonder pijn, alleen iemand voor jou.

Ik zie een plein vol met mensen, ze dansen allemaal,
om te vieren dat ze leven, en voortaan is dat normaal.
Ik zie een stad vol met mensen, ze huilen allemaal,
want ze weten dat ze leven, maar te laat, een triest verhaal.

Soms zou ik iemand anders willen zijn, zonder verdriet en zonder pijn. Soms zou ik iemand anders willen zijn,
zonder verdriet en zonder pijn, alleen iemand voor jou.

Ik zie een land vol met mensen, ze dromen allemaal,
van een liefde die zal komen, dat is ook mijn ideaal.
Ik zie een wereld zonder grenzen, de mensen zijn oprecht,
en ze vieren dat ze leven, dan pas leeft de wereld echt.

Nu wil ik juist mezelf kunnen zijn, met wat verdriet, en soms wat pijn. Nu wil ik juist mezelf kunnen zijn,
met wat verdriet, en soms wat pijn, want dan pas leef ik echt.

Vier het leven, vandaag en morgen, elk moment,
en telkens als je denkt dat het even niet meer gaat
is er iemand die je troost, iemand die jou nooit verlaat. (2x)

Evangelielezing: Johannes 21, 1-14
Later hebben de leerlingen Jezus nog een keer gezien, bij het Meer van Tiberias. Dat ging zo. Er waren zeven leerlingen bij elkaar. Het waren Simon Petrus en Tomas, die ook Didymus genoemd werd. Verder Natanaël, die uit Kana in Galilea kwam, en de twee zonen van Zebedeüs. En nog twee andere leerlingen. Petrus zei: ,, Ik ga vissen.”De anderen zeiden: ,, Wij gaan met je mee.” Ze vertrokken en gingen de boot in om te gaan vissen. Maar die hele nacht vingen ze niets. Toen het al ochtend werd, stond Jezus bij het meer. De leerlingen wisten niet dat hij het was. Jezus riep tegen hen: ,, Jongens, hebben jullie misschien wat vis voor me?” Ze antwoordden:,, Nee!” Toen zei Jezus: ,, Gooi het net dan uit aan de rechterkant van de boot, dan zullen jullie wel wat vangen!” Dat deden ze. Toen zat het net zo vol met vissen, dat ze het niet meer aan boord konden trekken. De leerling van wie Jezus veel hield, zei tegen Petrus: ,, Het is de Heer!” Toen Petrus dat hoorde, deed hij zijn bovenkleren aan en sprong in het water. Hij had namelijk alleen een hemd aan. De andere leerlingen gingen met de boot naar het land. Ze waren er niet ver vandaan, ongeveer 100 meter. Ze sleepten het net met de vissen achter de boot aan. Toen de leerlingen aan land kwamen, zagen ze een vuurtje branden. Er lag een vis op het vuur en er was ook brood. Jezus zei tegen hen: ,, Haal een paar vissen die jullie gevangen hebben.” Petrus klom in de boot en trok het net op het land. Het net zat helemaal vol met 153 grote vissen. En toch scheurde het niet. Toen zei Jezus tegen de leerlingen: ,, Kom wat eten!” Niemand van de leerlingen durfde hem te vragen: ,, Wie bent u?” Want ze begrepen dat het de Heer was. Jezus pakte het brood en deelde het aan de leerlingen uit. En met de vis deed hij hetzelfde. Dat was al de derde keer dat de leerlingen Jezus zagen nadat hij was opgestaan uit de dood.
Zo spreekt de Heer – Wij danken God.

Acclamatie: Woorden van leven
Woorden van leven, Liefde in overvloed,
Reikende hand, Een richting te gaan.
Jou tegemoet, Jij bron van bestaan.

Preek

Geloofslied: Zo is, geloof ik, God
Was mijn geloof maar altijd liefde, was mijn geloof maar altijd hoop. Dan zou mijn God mij vleugels geven, Maar vragend, aarzelend, stamelend zoek ik mijn geloof.

Als een vogel in de wolken die met wijde vleugels zweeft
Als zijn schaduw op de aarde waarin schuilen alle volken,
Zo is, geloof ik, God.

Als een vogel in de bomen die getrouw zijn nest beschermt. Als het eeuwige vertrouwen dat –voor ons‐ Hij is gekomen. Zo is, geloof ik, God.

Als een vogel hier beneden die geruisloos hoorbaar is. Als de adem die weer lucht geeft en die smeekt in mijn gebeden. Zo is, geloof ik, God.

Was mijn geloof maar altijd liefde, was mijn geloof maar altijd hoop. Dan zou mijn God mij vleugels geven
Maar vragend, aarzelend, stamelend, zoek ik mijn geloof.

Voorbeden

Acclamatie na de voorbeden: Uitgesproken hier gehoord
Uitgesproken, hier gehoord, in het donker een lichtend woord. Leven als nooit, een nieuwe aarde voor wie dit woord doen en bewaren. Woord dat in daden wordt verstaan: het licht aanvaardt, het recht gedaan.

Collecte
Collectelied: Vogelvrij
Soms is de wereld zo wreed, dan zou ik weg willen zweven, los van die loden planeet, ver van de volken,
weg naar de wolken.

Soms is het leven zo zwaar, dan zou ik op willen stijgen,
ver van geweld en gevaar, ver van de mensen over de grenzen vrij en verheven vogel zou ik zijn.

Refrein: Hoog, over land en oceanen,
Hemelhoog overleef ik al mijn tranen.
Ik zwenk en zweef met de wieken op de wind,
Ik leef, boven de dingen, zo wil ik zingen,
Vrij als een vogel, vogel wil ik zijn.

Soms ben ik angstig en moe, dan zou ik weg willen vliegen, ergens en nergens naartoe, niets meer te vrezen, vrij wil ik wezen, vrij en verheven vogel zal ik zijn. Refrein.

Vredewens

Communiegebed
V. Met het brood op tafel vanuit de Eucharistieviering voor ons bewaard, opdat ook wij hier en nu kunnen breken en delen, bidden wij: God, U bent onze vader, wij zijn Uw kinderen. U weet wat in ons leeft. U kent ons, meer dan wij onszelf kennen.

A. W bidden U: laat Uw weg onze weg zijn. Mogen wij meer en meer Uw aanwezigheid ervaren, U dichtbij ons weten, opdat wij verder mogen gaan in het voetspoor van Jezus, Uw zoon bij uitstek.

V. Wij herinneren ons zijn daden. Wij kennen de verhalen waarin verteld wordt hoe Hij omging met mensen zonder aanzien. Altijd weer was hij opzoek naar geloof; altijd weer bleek Hij bereid tot vergeving: nooit deed men tevergeefs een beroep op Hem. Bij Hem zocht men troost en bemoediging, bij Hem vond men aandacht, een luisterend oor. In Hem herkende men Uw liefde.

A. Laat ook ons delen in Uw liefde en doen wat Hij heeft gedaan, telkens opnieuw. Laat ons niet vergeten hoe Hij uiteindelijk zichzelf gaf en hoe Hij zich nu aan ons geeft.

V. Wij herinneren ons zijn woorden: “Neemt en eet en denkt aan Mij.” In die geest zijn wij hier nu samen rond deze tafel en mogen dat wat wij broodnodig hebben, opnieuw delen, omdat wij beseffen, dat wij niet zonder kunnen. Samen, als Uw volk onderweg met het Brood dat leven geeft, vertrouwen wij te overleven.

A. Als wij dan eten van dit Brood, weten wij dat Jezus bij ons is, dat liefde en trouw sterker zijn dan de dood, omdat U, God, het laatste woord hebt.

V. God van trouw, bewaar dan ook ons in Uw liefde en houdt ons bijeen. Dat wij ook delen wat wij hebben aan vriendschap en vrede, aan vreugde en verdriet.

A. God, wij danken U en bidden U, bijeen rond deze tafel: moge het ons sterken om Uw liefde uit te dragen.

V. Laten we daarom bidden met de woorden die Jezus ons leerde:

Onze vader(gezongen)
Onze vader, onze vader,
ging Uw naam maar in het rond,
als een lopend vuur van liefde,
morgenlicht en warmtebron.

Werd Uw rijk van recht en vrede,
door de mensen, maar aanvaard,
dan werd zelfs de wreedste natie,
tot een hemel hier op aard.

Laat niet af van deze wereld,
geef het brood van alledag,
dat wij delen met elkander,
zonder baat of winstbejag.

Wees genadig en vergevend,
zoals wij dat willen zijn,
maar vernietig al wat kwaad is,
onze Vader, maak ons vrij.

Want door wie bestaat de aarde,
en de hoop op haar behoud,
door wie anders, onze Vader,
door wie anders dan door U.

Communie
Communielied: Vrij

Slotgebed

Mededelingen

Zending en zegen

Slotlied: Vrede
Zelfs de allerduurste auto kan niet zwemmen
En als het nat is heeft ‘ie moeite om te remmen
Daarom is er met het asfalt iets gedaan
Waardoor er nooit een druppel water op blijft staan

We weten allemaal dat goochelaars bedriegen
En dat geen mens ook waar ter wereld zelf kan vliegen
De ware reden dat het vliegtuig nu bestaat
Ligt in het feit dat zweven niet vanzelf gaat

Refrein: We bouwen huizen om orkanen te weerstaan
En maken schepen om in elke storm te varen
Er wordt gesleuteld aan een lamp die nooit kapot zal gaan
Het wil alleen nog niet zo lukken
Om de vrede te bewaren

Elke nieuwe appelboom die wordt geboren
Heeft van nature niet de oren om te horen
Maar genetisch zullen wij hem nou wel leren
Om smaak en kwaliteit te garanderen. Refrein

Als geen brug te ver is
Komt straks elke klok gelijk te staan
Als geen weg te lang is
Zal straks geen mens een ander mens meer slaan. Refrein